Skip to content

Nieuwsbrief 02 2016

Fiscaal Actueel
Uitgave van het Register Belastingadviseurs
Klantennieuwsbrief met actuele en praktische artikelen, speciaal voor klanten van leden van het RB

Geen bijtelling, toch een kilometeradministratie?

Stel dat u of een van uw werknemers een auto van de zaak rijdt waarvoor een bijtellingspercentage geldt van 25%. Als u de bijtelling wenst te voorkomen, dan moet u een sluitende kilometeradministratie bijhouden.

Als uit die kilometeradministratie blijkt dat u niet meer dan 500 privékilometers per jaar rijdt, dan blijft de bijtelling achterwege. De bijtelling kan ook worden voorkomen door een auto te rijden waarvoor een bijtellingspercentage geldt van 0%. Dit zijn auto’s met een CO2-uitstoot van 50 gram/kilometer of minder, die voor 1 januari 2014 op kenteken zijn gezet. Onder voorwaarden blijft dit percentage 60 maanden gelden. Omdat het bijtellingspercentage 0% is, hoeft u geen kilometeradministratie bij te houden. Dat scheelt een hoop administratief gedoe. Maar wat nu als u gedurende het jaar van auto wisselt? Moet u dan toch een kilometeradministratie bijhouden? Daarover heeft Gerechtshof Amsterdam onlangs uitspraak gedaan.
De werknemer had in die casus in de eerste helft van het jaar een auto van de zaak waarop het bijtellingspercentage van 25% van toepassing was. In die periode had de werknemer niet privé gereden en keurig een kilometeradministratie bijgehouden. Daarmee was de werknemer gestopt toen hij een nieuwe auto kreeg waarvoor het bijtellingspercentage van 0% gold. Vervolgens kreeg de werkgever een naheffing loonbelasting over het eerste half jaar, omdat de werknemer niet had aangetoond dat hij niet meer dan 500 privékilometers had gereden in het jaar. Gerechtshof Amsterdam gaf de inspecteur daarin gelijk. Als een werknemer in de loop van een kalenderjaar achtereenvolgens verschillende auto’s rijdt, moet hij aan kunnen tonen dat hij in dat jaar met de auto’s samen niet meer dan 500 privékilometers heeft gereden. Omdat de werknemer halverwege het jaar was gestopt met de kilometeradministratie kon hij dat niet aantonen.

Neemt u voor meer informatie over de bijtellingsregeling contact op met uw RB-adviseur.

Bezwaar tegen box 3 heffing?

Er lopen momenteel verschillende procedures
over de vermogensrendementsheffing in box 3. 
Op 16 februari 2016 heeft advocaat-generaal (A-G) Niessen zijn conclusie bij één van die procedures naar de Hoge Raad gestuurd.

In de zaak ging het om een inwoner van Noorwegen die in Nederland in box 3 1,2% belasting (30% van 4% forfaitair rendement) moest betalen over de WOZ-waarde van zijn in Nederland gelegen vakantiewoning. Volgens de A-G kan de forfaitaire vermogensrendementsheffing willekeurig uitwerken en in strijd komen met het eigendomsrecht. Daarom adviseert hij de Hoge Raad om de zaak te verwijzen naar een gerechtshof. Dat hof zal dan moeten onderzoeken of in dit specifieke geval de vermogensrendementsheffing buitensporig is. Of de Hoge Raad het advies gaat volgen is nog de vraag.
IDe Hoge Raad is daartoe niet verplicht.
Naast de voorgaande procedure loopt ook een massaalbezwaarprocedure die nu nog bij een aantal rechtbanken ligt. Daar gaat het om de vraag of de Belastingdienst wel mag uitgaan van een forfaitair rendement van 4% over spaartegoeden. Speelt dat ook bij u, dan hoeft u in principe geen bezwaar te maken tegen aanslagen inkomstenbelasting en kunt u automatisch meeliften met de procedure. Heeft u echter ook ander box 3-vermogen, zoals aandelen, of onroerend goed, dan is dat niet mogelijk en moet u individueel bezwaar maken, eventueel onder verwijzing naar de conclusie van de A-G.

Breng samen met uw RB-adviseur de mogelijkheden in kaart.

Autobrief II aangenomen door Tweede Kamer

Eerder wezen wij u al op het Wetsvoorstel Wet uitwerking Autobrief II. Het voorstel is op 12 april 2016 aangenomen door de Tweede Kamer en ligt nu bij de Eerste Kamer.

Voor de bijtellings-percentages voor de jaren 2017 tot en met 2020, die eerder in Fiscaal Actueel zijn vermeld, is het wetsvoorstel gelijk gebleven. Voortaan moet na de eerste periode van 60 maanden nadat de auto voor het eerst op kenteken is gezet, ieder jaar opnieuw het percentage worden beoordeeld. Op grond van voorgesteld overgangsrecht moet dat ook gaan gelden voor auto’s van vóór 1 januari 2017. Onder de huidige regeling gaat na een periode van 60 maanden iedere keer een nieuwe periode van 60 maanden in.

Het oorspronkelijke wetsvoorstel is onder meer op de volgende twee punten aangepast:

MRB

Om de PHEV’s voor de Nederlandse tweedehandsmarkt aantrekkelijker te maken blijft het halftarief van toepassing tot en met 2020. In het oorspronkelijke wetsvoorstel was voorgesteld om met ingang van 1 januari 2019 het halftarief om te zetten naar een driekwarttarief.

BPM

De voorgestelde verlaging van de BPM tot en met 2020 met 12 procent gaat niet gelden voor de dieseltoeslag.
Daardoor daalt de BPM op nieuwe dieselauto’s minder snel dan de BPM op benzineauto’s en wordt het verschil tussen beide categorieën alleen maar groter.

Onze verwachting is dat de Eerste Kamer akkoord zal gaan met het wetsvoorstel.

Voor PHEV’s blijft het halftarief gelden

Commissaris is geen werknemer

Per 1 mei 2016 is de Wet deregulering beoordeling arbeidsrelaties in werking getreden. De VAR is vervallen en opdrachtgever en opdrachtnemer kunnen nu modelovereenkomsten voorleggen aan de Belastingdienst en gebruiken.

Door de nieuwe wet zouden commissarissen in veel gevallen in fictieve dienstbetrekking zijn van de vennootschap waar zij als commissaris functioneren. Het ministerie van Financiën vindt dit ongewenst. Daarom heeft staatssecretaris Wiebes in een besluit goedgekeurd dat de fictieve dienstbetrekking van de commissaris vanaf 1 mei 2016 buiten toepassing mag blijven. Daardoor hoeft de vennootschap, waarvan de commissaris toezichthouder is, geen loonheffing in te houden. Het buiten beschouwing laten van de fictieve dienstbetrekking is overigens een keuze. Wanneer een van de partijen dit niet wil, blijft de fictieve dienstbetrekking van kracht.
Per 1 januari 2017 vervalt de goedkeuring van het besluit weliswaar, maar wees gerust, dan vervalt de fictieve dienstbetrekking van de commissaris in de wet definitief. Na de wetswijziging van 1 januari 2017 blijft het overigens mogelijk om te kiezen voor inhouding van loonheffing via de zogenoemde ‘opting-in-regeling’.

Neem voor meer informatie contact op met uw RB-adviseur.

Voorkom automatische verrekening
toeslagen: denk aan de betalingsregeling

Regelmatig blijkt na het indienen van een aangifte inkomstenbelasting dat er teveel toeslagen zijn ontvangen, waardoor een deel van de toeslagen moet worden terugbetaald.

De terugbetalingsverplichting ontstaat op het moment dat er een herziening van de toeslagbeschikking wordt ontvangen. Standaard wordt bij deze toeslagbeschikking een betalingsregeling aangeboden, die bij toeslagen een maximale duur heeft van twee jaren. Als u gebruik wilt maken van deze betalingsregeling, dan moet u de Belastingdienst/Toeslagen hierover in kennis stellen. Vergeet u dit, dan mag de Belastingdienst/Toeslagen het door u terug te betalen bedrag automatisch verrekenen met alle van de Belastingdienst te ontvangen teruggaven. Het maakt niet uit of dit een voorlopige teruggave ten aanzien van toeslagen is of een voorlopige teruggave inkomstenbelasting. Het kan dus voorkomen dat een terug te betalen bedrag van zorgtoeslag over 2015, wordt verrekend met de door u te ontvangen kinderopvangtoeslag over 2016. Deze automatische verrekening wordt alleen toegepast bij terug te betalen toeslagen. Heeft u een belastingschuld, dan mag deze door de Belastingdienst niet worden verrekend met ontvangen toeslagen, maar alleen met belastingteruggaven. Automatische verrekening met teruggaven vindt ook plaats als de overeengekomen terugbetalingsregeling niet wordt aangehouden. Moet u toeslagen over oude jaren terugbetalen, dan moet u dus tijdig reageren en verzoeken om een betalingsregeling, zodat u deze automatische verrekening met teruggaven kunt voorkomen.

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor exploitatie onroerende zaken mogelijk

Op 15 april 2016 heeft de Hoge Raad bepaald dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ook kunnen gelden voor de exploitatie van onroerende zaken.

De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de schenk- en erfbelasting houden in dat schenking of vererving van ondernemingsvermogen tot een bedrag van 
€ 1.060.298 geheel is vrijgesteld en het meerdere dat wordt verkregen voor 83% is vrijgesteld. In de meeste situaties zal de exploitatie van de onroerende zaken aangemerkt moeten worden als normaal vermogensbeheer en dus niet als het drijven van een onderneming. De bedrijfsopvolgingsregeling geldt echter alleen voor ondernemingsvermogen en dus moet er sprake zijn van het drijven van een onderneming. De Hoge Raad was van mening dat hieraan werd voldaan omdat er in de betreffende casus sprake was van een zeer omvangrijke (deels gefinancierde) onroerendgoedportefeuille van 350 objecten met bijna 900 huurcontracten en een waarde van ongeveer € 435.000.000. Ook waren er zestien personen werkzaam. Het gemiddelde rendement dat werd behaald, bedroeg 20%. Het Hof was eerder al van mening dat er sprake was van een onderneming in materiële zin. Dit omdat er een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid bestond die deelnam aan het maatschappelijke verkeer met het oogmerk om winst te behalen. Omdat tevens een hoger rendement werd beoogd (en behaald) in vergelijking met normaal vermogensbeheer, was er sprake van het drijven van een onderneming.

Vraag uw RB-adviseur naar de 
mogelijkheden.

Co-ouders kind van de rekening

De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor iedereen die met arbeid een inkomen verdient en gedurende tenminste zes maanden een inwonend kind heeft dat bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt. Er is sprake van een inwonend kind als het kind op het woonadres is ingeschreven.

Bij co-ouderschap na echtscheiding kan het kind slechts zijn ingeschreven bij één van de ouders. De andere ouder kan dan niet voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Goedgekeurd is echter dat ook de ouder waar het kind niet is ingeschreven recht kan hebben op deze korting. Het kind moet dan in het kalenderjaar gedurende tenminste zes maanden bij deze ouder verblijven op tenminste drie volle dagen in de week. Het gaat niet goed als de afspraken zo zijn vormgegeven dat het kind de ene week bij de ene ouder verblijft en de andere week bij de andere ouder. Het kind verblijft dan namelijk niet gedurende tenminste drie volle dagen per week bij elke ouder. Het is dan ook goed om bij de afspraken over het co-ouderschap met bovenstaande rekening te houden, aangezien anders de inkomensafhankelijke combinatie-
korting, die kan oplopen tot € 2.769, gemist wordt.

Neem voor meer informatie contact op met uw RB-adviseur.

Onzakelijke borgstelling

Regelmatig vragen bancaire instellingen bij het verstrekken van leningen aan besloten vennootschappen zowel zekerheden van deze vennootschappen, als ook van de aandeelhouder(s).

Fiscale problemen ontstaan op het moment dat de bank de aandeelhouder aanspreekt omdat de besloten vennootschap niet (meer) voldoet aan haar rente- en aflossingsverplichting. De aandeelhouder zal dan na betaling van de schuld zijn regresvordering op de vennootschap willen afwaarderen ten laste van zijn inkomen. Gerechtshof 
’s-Hertogenbosch heeft geoordeeld in een casus waarin de aandeelhouder zich in 2004 hoofdelijk aansprakelijk had gesteld voor een lening van € 200.000. Uiteindelijk betaalde de aandeelhouder € 160.000 tegen finale kwijting en werd dit bedrag in aftrek gebracht op het inkomen uit werk en woning. De inspecteur stelde dat de hoofdelijke aansprakelijkheid onzakelijk was omdat: het eigen vermogen en de behaalde winsten van de vennootschap gedurende de jaren 2002-2007 veelal negatief waren, er geen borgstellingsovereenkomst was gesloten, er geen borgstellingsvergoeding was betaald en belanghebbende ook aansprakelijk was voor alle toekomstige schulden van de vennootschap. Belanghebbende verweerde zich met het aandragen van een participatiemaatschappij die verklaarde in 2004 bereid te zijn geweest om eveneens deze aansprakelijkheid te dragen tegen een vergoeding van 8,5%. Het Hof oordeelde echter dat er geen onafhankelijke derde gevonden kan worden die onder dezelfde voorwaarden bereid zou zijn geweest om zekerheid te verschaffen. Dit omdat de zekerheidsstelling ook betrekking heeft op alle toekomstige schulden van de vennootschap aan de bank en dat was net een stapje te ver voor het Hof.

Zonnepanelen en kleine ondernemersregeling btw botsen

De kleine ondernemersregeling voor de omzetbelasting (KOR) is een tegemoetkoming voor ondernemers die op jaarbasis minder dan € 1.883 omzetbelasting moeten afdragen aan de Belastingdienst.

De af te dragen omzetbelasting wordt dan beperkt. Bedraagt de verschuldigde omzetbelasting minder dan € 1.345 op jaarbasis, dan hoeft zelfs in het geheel geen omzetbelasting afgedragen te worden. De kleine ondernemersregeling moet per ondernemer worden toegepast en niet per onderneming. Moet op basis van de feitelijke onderneming al meer dan € 1.883 omzetbelasting worden betaald, dan kan voor de zonnepanelen de KOR niet meer toegepast worden. Dit betekent ook dat er geen ontheffing voor de administratieve verplichtingen voor de zonnepanelen kan worden verkregen. Het kan dus zinvol zijn de aanschaf van zonnepanelen te laten plaatsvinden door de partner van de ondernemer en niet door de ondernemer zelf.

Neem voor meer informatie contact op met uw RB-adviseur.

Woning mag tot het ondernemingsvermogen worden gerekend

Een woning is vanuit fiscaal oogpunt naar haar aard een privévermogensbestanddeel. Als er tevens bedrijfs- of kantoorruimten in de woning aanwezig zijn en deze meer dan 10% van de totale woning omvatten, dan kwalificeert de woning als keuzevermogen.

Een keuze voor de ondernemingssfeer maakt de ondernemer door het opnemen van het betreffende pand in zijn balans en verlies- en winstrekening. Wordt de woning voor minder dan 10% zakelijk gebruikt, dan is er sprake van verplicht privévermogen, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden. Rechtbank Gelderland mocht zich onlangs uitspreken over het al of niet aanwezig zijn van bijzondere omstandigheden.
Belanghebbende had een perceel gekocht met daarop een woonhuis en een afzonderlijke bedrijfsloods. Het object was derhalve splitsbaar. De bedrijfsloods werd volledig zakelijk gebruikt. In de woning was een kleine kantoorruimte, die minder dan 10% van de woning uitmaakte. Belanghebbende stelde dat de woning noodzakelijk was voor de bedrijfsvoering omdat vanuit de woning toezicht kon worden gehouden op alle bedrijvigheid rond de loods. Tevens werd de woning gebruikt voor overleg met klanten en personeel. Daarnaast konden leveranciers nu op alle gewenste tijden goederen afleveren. De Rechtbank was van mening dat op grond van deze feiten de woning dienstbaar was aan de onderneming en derhalve tot het ondernemingsvermogen kon worden gerekend. Dat het object splitsbaar was, was voor de rechtbank niet relevant.

Verhuurde bedrijfshal toch ondernemings-
vermogen

Heeft u een eenmanszaak of bent u vennoot in een vennootschap onder firma, dan behoren bezittingen die u in uw onderneming heeft tot het ondernemingsvermogen. Dat heeft als voordeel dat u de uitgaven aan deze bezittingen in mindering mag brengen op uw inkomen.

Soms stijgt de waarde van bezittingen, zoals bijvoorbeeld bij een bedrijfshal. Voor bezittingen die tot het ondernemingsvermogen behoren is deze waardestijging belast. In de praktijk wordt vaak geprobeerd om deze belaste waardestijging te voorkomen. Onlangs nog heeft de Hoge Raad geoordeeld over een zaak waarin een ondernemer een bedrijfshal verhuurde aan zijn compagnon. De compagnon verhuurde de bedrijfshal vervolgens aan hun vof. De ondernemer was van mening dat over de winst die hij behaalde met de verkoop van de bedrijfshal geen belasting hoefde te betalen. De Hoge Raad was het daar niet mee eens. Omdat de ondernemer de bedrijfshal in gebruik had in zijn onderneming, behoorde de bedrijfshal tot het ondernemingsvermogen. Het gevolg was dat de winst die de ondernemer behaalde met de verkoop, belast was.

Gebruikelijkloonregeling: geen afroommethode

Verricht u werkzaamheden voor uw eigen bv, 
dan moet u daarvoor een marktconform salaris ontvangen. Onlangs heeft Gerechtshof Amsterdam uitspraak gedaan over de manier waarop u dat salaris moet vaststellen.

Er zijn twee methoden om een marktconform salaris vast te stellen. De eerste methode houdt in dat u uw salaris vergelijkt met het salaris van werknemers die ongeveer dezelfde werkzaamheden verrichten bij een werkgever. De tweede methode is bedoeld voor de situatie waarin u geen vergelijkbare werknemer kunt vinden. In dat geval kan het salaris worden berekend op de omzet van de bv minus de kosten (exclusief uw salariskosten). Als uw salaris niet meer dan 25% afwijkt van dat salaris dan is uw salaris marktconform.
In de zaak waarover de rechter uitspraak moest doen, had de inspecteur het salaris van de directeur-grootaandeelhouder (DGA) vastgesteld op basis van de tweede methode. Het salaris dat de DGA was meer dan 25% lager dan het salaris dat de inspecteur had berekend. De inspecteur had daarom een naheffingsaanslag loonbelasting opgelegd. De DGA was het daar niet mee eens. Hij was werkzaam als jurist en had zijn salaris gebaseerd op het salaris van een senior-jurist die in dienstbetrekking werkzaam was. De rechter heeft de DGA in het gelijk gesteld. Als het salaris van een vergelijkbare dienstbetrekking bekend is, dan is de tweede methode niet van toepassing.
Neemt u voor meer informatie
contact op met uw RB-adviseur

Bedrijfsopvolgingsregelingen voor exploitatie onroerende zaken mogelijk

Op 15 april 2016 heeft de Hoge Raad bepaald dat de bedrijfsopvolgingsfaciliteiten ook kunnen gelden voor de exploitatie van onroerende zaken.


De bedrijfsopvolgingsfaciliteiten voor de schenk- en erfbelasting houden in dat schenking of vererving van ondernemingsvermogen tot een bedrag van 
€ 1.060.298 geheel is vrijgesteld en het meerdere dat wordt verkregen voor 83% is vrijgesteld. In de meeste situaties zal de exploitatie van de onroerende zaken aangemerkt moeten worden als normaal vermogensbeheer en dus niet als het drijven van een onderneming. De bedrijfsopvolgingsregeling geldt echter alleen voor ondernemingsvermogen en dus moet er sprake zijn van het drijven van een onderneming. De Hoge Raad was van mening dat hieraan werd voldaan omdat er in de betreffende casus sprake was van een zeer omvangrijke (deels gefinancierde) onroerendgoedportefeuille van 350 objecten met bijna 900 huurcontracten en een waarde van ongeveer € 435.000.000. Ook

waren er zestien personen werkzaam. Het gemiddelde rendement dat werd behaald, bedroeg 20%. Het Hof was eerder al van mening dat er sprake was van een onderneming in materiële zin. Dit omdat er een duurzame organisatie van kapitaal en arbeid bestond die deelnam aan het maatschappelijke verkeer met het oogmerk om winst te behalen. Omdat tevens een hoger rendement werd beoogd (en behaald) in vergelijking met normaal vermogensbeheer, was er sprake van het drijven van een onderneming.

Vraag uw RB-adviseur naar de 
mogelijkheden.

Co-ouders kind van de rekening

De inkomensafhankelijke combinatiekorting geldt voor iedereen die met arbeid een inkomen verdient en gedurende tenminste zes maanden een inwonend kind heeft dat bij aanvang van het kalenderjaar de leeftijd van 12 jaar nog niet heeft bereikt. Er is sprake van een inwonend kind als het kind op het woonadres is ingeschreven.

Bij co-ouderschap na echtscheiding kan het kind slechts zijn ingeschreven bij één van de ouders. De andere ouder kan dan niet voldoen aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de inkomensafhankelijke combinatiekorting. Goedgekeurd is echter dat ook de ouder waar het kind niet is ingeschreven recht kan hebben op deze korting. Het kind moet dan in het kalenderjaar gedurende tenminste zes maanden bij deze ouder verblijven op tenminste drie volle dagen in de week. Het gaat niet goed als de afspraken zo zijn vormgegeven dat het kind de ene week bij de ene ouder verblijft en de andere week bij de andere ouder. Het kind verblijft dan namelijk niet gedurende tenminste drie volle dagen per week bij elke ouder. Het is dan ook goed om bij de afspraken over het co-ouderschap met bovenstaande rekening te houden, aangezien anders de inkomensafhankelijke combinatie-
korting, die kan oplopen tot € 2.769, gemist wordt.

Neem voor meer informatie contact op met uw RB-adviseur.

Kort nieuws

in een snelle scan op de hoogte

Stichting die ANBI’s faciliteert is geen ANBI 
Een stichting zamelt via een website geld in voor goede doelen. De stichting stort ontvangen schenkingen door aan die goede doelen en ontvangt daar dan een percentage van. Volgens de Hoge Raad is de stichting geen ANBI omdat deze niet een algemeen belang dient.

Beperkte gemeenschap van goederen bij huwelijk
De Tweede Kamer is akkoord gegaan met het wetsvoorstel beperking gemeenschap van goederen. Dit wetsvoorstel leidt ertoe dat de gemeenschap van goederen wordt beperkt tot vermogen dat de beide echtgenoten tijdens het huwelijk verwerven. Het wetsvoorstel gaat naar de Eerste Kamer.

Europese Commissie wil lijst belastingparadijzen
De Europese Commissie wil belastingontwijking aanpakken. Mede door de
‘Panama Papers’, wil de Europese Commissie een lijst opstellen met daarop de landen die als belastingparadijs worden gezien. Doordat multinationals moeten rapporteren over hun belastingafdracht in belastingparadijzen, neemt het belang van zo’n lijst toe.

UBO-register
Nederland zet momenteel een UBO-register op om het witwassen van gelden tegen te gaan. Hieruit moet blijken wie de uiteindelijk belanghebbenden van ondernemingen zijn. Aangenomen werd dat vooral bv’s te maken krijgen met het UBO-register. Uit een recent uitgebrachte brief van minister Dijsselbloem blijkt echter dat ook personenvennootschappen te maken krijgen met het UBO-register.

Medische vrijstelling
Onlangs is een besluit over de medische vrijstelling in de btw verschenen. Onder voorwaarden kunnen ook niet-BIG-geregistreerden de btw-vrijstelling toepassen. In het besluit zijn beroepsbeoefenaren genoemd die kwalitatief soortgelijke gezondheidskundige diensten verrichten als BIG-geregis-treerden en dus de vrijstelling kunnen toepassen. Dat onderdeel van het besluit werkt terug tot 27 maart 2015.

Verdubbeling boete voor belasting-ontduikers
Staatssecretaris Wiebes richt het vizier op belastingontduikers. Per 1 juli 2016 verhoogt hij de boete voor belastingontduikers die zich zelf melden bij de Belastingdienst namelijk tot 120%. Volgens de staatssecretaris gaan veel landen de komende jaren informatie uitwisselen, waardoor de pakkans nog groter wordt.