Skip to content

Nieuwsbrief 03 2017

Fiscaal Actueel
Uitgave van het Register Belastingadviseurs
Klantennieuwsbrief met actuele en praktische artikelen, speciaal voor klanten van leden van het RB

 

Klik hier voor de originele nieuwsbrief

Profiteer van een LIV

Heeft u werknemers van 22 jaar en ouder in dienst die niet meer dan 125% van het minimumloon verdienen? Dan komt u waarschijnlijk in aanmerking voor een lage inkomensvoordeel (LIV).En daar hoeft u helemaal niets voor te doen.

Sinds 1 januari 2017 kunnen werkgevers een vergoeding krijgen voor werknemers met een laag inkomen.

Recht op LIV bestaat voor elke werknemer die voldoet aan de volgende criteria:

  • De werknemer is verzekerd voor de werknemersverzekeringen.
  • De werknemer heeft een gemiddeld uurloon van minimaal 100% en maximaal 125% van het 
wettelijk minimumloon voor werknemers van 22 jaar en ouder.
  • De werknemer heeft ten minste 1.248 verloonde uren per jaar.
  • De werknemer heeft de AOW-
gerechtigde leeftijd nog niet 
bereikt.


De hoogte van de vergoeding die werkgevers kunnen krijgen, hangt af van het aantal verloonde uren van de werknemer en van zijn gemiddelde uurloon. De onderstaande vergoedingen gelden per werknemer.

Uitbetaling
De Belastingdienst zorgt voor de uitbetaling van het LIV. Dat gaat als volgt in zijn werk:

  • Vóór 15 maart 2018 stuurt het UWV een voorlopige berekening van het LIV. Die berekening isgebaseerd op uw aangiften en 
correcties over 2017 die u tot 
31 januari 2018 heeft ingediend.
  • Tot en met 1 mei 2018 kunt u correcties over 2017 sturen. Die worden nog verwerkt in de definitieve berekening van het LIV.
  • De Belastingdienst stuurt u vóór 
1 augustus 2018 de definitieve 
berekening van het LIV.
  • Het LIV wordt uiterlijk op 
12 september 2018 uitbetaald.


Jeugd-LIV
Vanaf 1 januari 2018 heeft u mogelijk ook recht op jeugd-LIV. Deze tegemoetkoming geldt voor werknemers van 18 tot en met 
22 jaar met een uurloon dat hoort bij het wettelijk minimumjeugdloon.

Meer weten? Neem dan contact op met uw RB-adviseur.

Gemiddeld uurloon LIV per verloond uur Maximaal LIV per jaar
€ 9,66 tot € 10,64 € 1,01 € 2.000
€ 10,64 tot € 12,08 € 0,51 € 1.000

Bijtelling privégebruik auto gewijzigd?

Rijdt u of uw personeel een auto van de zaak met een verlaagde bijtelling van 14% of 20%? Dan is uw bijtelling privégebruik auto mogelijk gewijzigd.

De wijziging betreft auto’s met een CO2-uitstoot van meer dan 50 gram per kilometer, die vóór 1 juli 2012 voor het eerst op naam zijn gesteld. Is de auto op of na 1 juli 2012 van eigenaar gewisseld, dan geldt de bijtelling van 14% of 20% tot 1 juli 2017. Vanaf 1 juli 2017 is de bijtelling privégebruik voor deze auto’s verhoogd naar 25%. Is de auto sinds 1 juli 2012 niet van eigenaar gewisseld, dan blijft de verlaagde bijtelling nog tot en met 31 december 2018 van toepassing.
Voor andere auto’s hoeft u niet na te gaan of de auto van eigenaar is gewisseld. Voor deze auto´s blijft de bijtelling 60 maanden duren, ook als de auto van eigenaar is gewisseld. De termijn van 
60 maanden start op de eerste dag van de maand waarin de auto voor het eerst op naam is gesteld.
Na 60 maanden bepaalt u opnieuw de bijtelling volgens de dan geldende wetgeving. Is op dat moment geen verlaagde bijtelling van toepassing op de desbetreffende auto? Dan geldt het normale tarief van 25%.

Aftrek hypotheekrente Spaanse woning

In de vorige editie verwezen wij naar een uitspraak van het Europese Hof van Justitie (HvJ) van eerder dit jaar. Daaruit bleek dat de Nederlandse regeling van de kwalificerende buitenlandse belastingplicht is achterhaald. Het HvJ besliste dat men ook aftrek van hypotheekrente moet krijgen als het inkomen in Nederland minder dan 90% is en men onvoldoende inkomen heeft om rente in zijn woonstaat in aanmerking te kunnen nemen. Inmiddels heeft de Hoge Raad in lijn met de uitspraak van het HvJ geoordeeld en de zaak verwezen naar Hof Den Haag voor de cijfermatige uitwerking. Ons advies blijft om in voorkomende gevallen tijdig bezwaar te (laten) maken.

Neem hiervoor gerust contact op met uw RB-adviseur.

Loonkostenvoordelen vanaf 2018

Vanaf 1 januari 2018 geldt een nieuwe tegemoet-koming in de loonkosten voor werkgevers. Deze loonkostenvoordelen (LKV’s) moeten zorgen voor betere kansen op de arbeidsmarkt voor kwetsbare groepen werknemers.

Er komen vier loonkostenvoordelen:

  1. LKV oudere werknemer
  2. LKV arbeidsgehandicapte werknemer
  3. LKV doelgroep banenafspraak en scholingsbelemmerden
  4. LKV herplaatsen arbeidsgehandicapte werknemer

Voorwaarden

Ieder LKV kent eigen voorwaarden. Voor alle LKV’s moet de werknemer een doelgroepverklaring hebben.

Deze doelgroepverklaring moet de werknemer aanvragen bij de gemeente of het UWV. Als uw werknemer u daarvoor machtigt, kunt u de doelgroepverklaring ook zelf aanvragen. Voldoet u aan de voorwaarden voor een LKV, dan vraagt u het LKV aan in uw aangifte loonheffingen.

Uitbetaling

Voldoet de werknemer aan de voorwaarden voor verschillende LKV’s, dan vraagt u ze allemaal aan.

Het hoogste LKV wordt dan aan u uitbetaald. U krijgt per werknemer dus maximaal één LKV uitbetaald.

Heeft u ook recht op een ‘lage- inkomensvoordeel’ (LIV)? Dan krijgt u het LKV alleen uitbetaald als dat hoger of gelijk is aan het LIV. Heeft u ook recht op jeugd-LIV? Dan krijgt u zowel LKV als jeugd-LIV uitbetaald. De Belastingdienst betaalt de LKV’s over 2018 automatisch aan u uit in 2019.

Wel of geen EIA binnen concern?

Voor investeringen in bepaalde energiebesparende of milieuvriendelijke bedrijfsmiddelen kunt u een speciale investeringsaftrek krijgen. Vaak naast de ‘normale’ kleinschaligheidsinvesteringsaftrek.

In 2017 is de energie-investeringsaftrek (EIA) 55%. De milieu-investerings-
aftrek (MIA) kent drie verschillende percentages: 13,5%, 27% of 36%. Om de EIA of MIA te krijgen moet u de investering binnen drie maanden na het aangaan van de verplichting digitaal melden bij RVO Nederland. Die termijn is ‘heilig’ en valt niet zo maar te omzeilen. Een moedermaatschappij die haar investering in een warmtekrachtkoppelings-
installatie (WKK) te laat meldde, dacht slim te zijn door de WKK te leveren aan haar dochtermaatschappij, nog voordat zij de WKK zelf in gebruik nam. Die dochtermaatschappij meldde vervolgens wél binnen drie maanden na haar investering. Volgens de Hoge Raad kon de dochter echter toch geen EIA claimen. Voor verplichtingen tegenover een gelieerde vennootschap is namelijk geen EIA mogelijk. Ook een beroep op een goedkeurend besluit van de staatssecretaris mislukte. Het concern liep zo dus ongeveer € 400.000 EIA mis.

Voorkom problemen en neem tijdig contact op met uw RB-adviseur.

Geen overdrachts-belasting bij vastgoed-bv

Bij schenking van vastgoed moet goed worden gekeken naar de overdrachtsbelasting. Rechtbank Noord-Holland heeft onlangs geoordeeld dat een vrijstelling van overdrachtsbelasting kan gelden bij een schenking van aandelen in een vastgoed-bv.
 
Bij de overdracht van vastgoed of van aandelen in een bv waarvan de bezittingen voor meer dan 50% bestaan uit vastgoed (de vastgoed-bv), is in beginsel overdrachtsbelasting verschuldigd. Het tarief is 2% voor woningen en 6% voor niet-woningen. De overdrachtsbelasting kent echter een vrijstelling voor de verkrijging van vastgoed door een (klein)kind, broer of zus van een ondernemer in het kader van bedrijfsopvolging. Het vastgoed moet dienstbaar zijn aan de onderneming en de onderneming moet worden voortgezet. De vrijstelling is bedoeld voor de overdracht van ondernemingen in de vorm van een eenmanszaak of samenwerkingsverband en niet voor de bv. Rechtbank Noord-Holland heeft geoordeeld dat de vrijstelling ook van toepassing kan zijn op vastgoed-bv’s. Voorwaarde is dat de bv een (vastgoed)onderneming drijft. Dezelfde discussie speelt in de erf- en schenkbelasting. De cruciale vraag is of de exploitatie van vastgoed moet worden gezien als een onderneming of als een belegging. Als sprake is van een vastgoedonderneming, kan bij een schenking van de aandelen een beroep worden gedaan op de bedrijfsopvolgingsvrijstelling voor de schenk- en erfbelasting én voor de overdrachts-
belasting.

Vraag uw RB-adviseur naar de 
gevolgen in uw situatie.

Restschuld eigen woning wordt duurder

Een restschuld bij verkoop van een eigen woning na 2017 wordt waarschijnlijk duurder. De rente over een eventuele restschuld is dan niet langer aftrekbaar.

De restschuldregeling is in 2012 ingevoerd om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen. Blijft bij verkoop van een eigen woning uiterlijk op 31 december 2017 een restschuld over, dan is de rente over die restschuld nog 15 jaar na verkoop aftrekbaar. De staatssecretaris wil de restschuldregeling niet verlengen voor verkopen na 2017. Het aantal verkooptransacties is gestegen. De huizenprijzen stijgen, waardoor het aantal onderwater-hypotheken daalt. Bovendien neemt dat aantal ook af door andere woningmaatregelen, zoals sinds 2013 de aflossingseis voor nieuwe eigenwoningschulden.
Verkoopt u uw eigen woning na 2017 en blijft een restschuld over, dan hoort de schuld in box 3. De rente zelf is dan niet meer aftrekbaar, waardoor de schuld per saldo duurder wordt. Misschien heeft u andere middelen om de restschuld af te lossen, zoals een schenking. Onder voorwaarden is een belastingvrije schenking mogelijk voor de aflossing van een restschuld na verkoop van een eigen woning.
Staat uw eigen woning ‘onder water’, maar heeft u geen verkoopplannen? Dan is de rente op de eigenwoningschuld gewoon aftrekbaar, ook als de waarde van de woning na de aankoop is gedaald tot onder de eigenwoningschuld.

Harmonisatie btw-heffing vouchers vanaf 2019

Met ingang van 
1 januari 2019 zal de btw-heffing over vouchers binnen de hele Europese Unie op uniforme wijze plaatsvinden. Het begrip voucher wordt in de wet opgenomen en er wordt onderscheid gemaakt in vouchers voor enkelvoudig en meervoudig gebruik. Bij vouchers voor enkelvoudig gebruik zal btw worden geheven bij uitgifte. Gaat het om vouchers voor meervoudig gebruik, dan zal btw worden geheven bij afname van de goederen of diensten die met de voucher zijn aangeschaft. De wetswijziging heeft ook gevolgen voor het Besluit telefoonkaarten, het Besluit Cadeaubonnen en het Besluit zegels en waardebonnen. Heeft u hiermee te maken, neem dan contact op met uw RB-adviseur.

Tijdig inkeren voor 1 januari 2018

Volgens de staatssecretaris van Financiën moet een belastingplichtige ook bij een vrijwillige inkeer een vergrijpboete krijgen. Zijn plan is dat vanaf 1 januari 2018 altijd een vergrijpboete wordt opgelegd over de alsnog aangegeven belasting.

Op dit moment wordt volgens de wet geen boete opgelegd als een belastingplichtige binnen twee jaar alsnog een juiste aangifte indient. Ook als een belastingplichtige na deze twee jaar vrijwillig inkeert, is dat reden om de vergrijpboete te matigen. De staatssecretaris vindt dat deze coulance kan worden afgeschaft, omdat de Belastingdienst nu veel meer gegevens uit het buitenland krijgt. Daardoor is de kans aanzienlijk toegenomen dat de Belastingdienst zelf al constateert dat een belastingplichtige niet al zijn vermogen of inkomsten heeft aangegeven. Het is dan ook niet langer nodig belastingplichtigen te ‘verleiden’ om dit vermogen of die inkomsten alsnog aan te geven.
Gezien de hoogte van de huidige vergrijpboetes – die kunnen oplopen tot 120% voor buitenlandse bezittingen – zullen zwartspaarders nu snel actie moeten ondernemen.

Ondernemer: let op 
vormgeving coöperatie!

De coöperatie is een steeds populairdere ondernemingsvorm. De vormgeving van een coöperatie is wel zeer belangrijk.

Een coöperatie wordt veel gebruikt als samenwerkingsverband tussen ondernemers voor bijvoorbeeld gezamenlijke inkoop of marketing. Zo kan een individuele ondernemer toch gebruikmaken van de voordelen van een collectief.

De coöperatie is een rechtspersoon die op eigen naam en voor eigen rekening en risico optreedt. Ze is belastingplichtig voor de vennootschapsbelasting. Winstuitkeringen van de coöperatie zijn aftrekbaar van de winst, voor zover deze worden uitgekeerd aan leden die een natuurlijke persoon zijn. Hierdoor is het veelal mogelijk om de belaste winst van de coöperatie te beperken.

De winstuitkeringen zijn vervolgens belast bij de leden. Deze structuur is vooral interessant voor leden die ondernemer zijn voor de inkomstenbelasting. Bij hen wordt de winstuitkering belast als winst uit onderneming, waarop verschillende faciliteiten van toepassing zijn, zoals de mkb-winstvrijstelling.

Let op: lidmaatschap van een coöperatie leidt niet automatisch tot ondernemerschap. Een coöperatie is fiscaal niet transparant. Het ondernemerschap moet worden beoordeeld aan de hand van de activiteiten die het lid voor eigen rekening en risico uitoefent. Als het lid uitsluitend werkt voor de coöperatie, zal geen sprake zijn van ondernemerschap, maar van een dienstbetrekking. Een ondernemer zal dus eigen klanten moeten hebben. Het is niet handig om alle contracten op naam van de coöperatie af te sluiten. Denk dus goed na over de vormgeving van een coöperatie en de fiscale gevolgen daarvan.

Herziening btw ook voor kostbare diensten

Vanaf 1 januari 2018 geldt de herzieningsregeling in de btw ook voor kostbare diensten. Bij onroerende en roerende zaken gelden al herzieningsregelingen van tien respectievelijk vijf jaar. De nieuwe herzieningsregeling geldt voor kostbare diensten waarop voor de inkomsten- of vennootschapsbelasting wordt afgeschreven. Daarbij moet allereerst worden gedacht aan verbouwingsdiensten voor onroerende zaken. De voorbelasting die in aftrek is gebracht op de verbouwingsdienst, wordt vanaf 1 januari 2018 in tien jaar na 
ingebruikname herzien als de verbouwingsdienst niet langer wordt gebruikt voor belaste prestaties. Dat geldt ook voor andere kostbare diensten, zoals speciaal ontwikkelde software. Daarbij geldt een herzieningstermijn van vijf jaar. De nieuwe regeling zal ook gelden voor kostbare diensten die vóór 
1 januari 2018 zijn afgenomen.

Handvatten inrichtingseisen zakelijke bestelauto’s

Voor bestelauto’s van de zaak die naar aard of inrichting (nagenoeg) uitsluitend geschikt zijn voor het vervoer van goederen geldt geen forfaitaire bijtelling. Een aantal bestelauto’s zonder dubbele cabine behoort volgens de Belastingdienst tot deze categorie

Dit blijkt uit documenten die zijn vrijgegeven naar aanleiding van een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur. De forfaitaire bijtelling geldt niet voor:

• De bestelauto waarvan
– de bijrijdersstoel is verwijderd; én
– de bevestigingspunten van de bijrijdersstoel zijn weggeslepen of dichtgelast.
• De bestelauto waarvan
– het vloeroppervlak van de laadruimte 90% of meer van het totale vloeroppervlak bedraagt.
• De bestelauto die
– zo groot is dat deze niet in een parkeergarage past; én
– voorzien is van stellingen; én
– waarvan de bijrijdersstoel functioneel is voor het laden en lossen (dus rijdt de
bijrijder ook mee om andere hoofdwerkzaamheden van de onderneming uit te
voeren?).

Hoe groter de auto of hoe specifieker de aanpassingen van de auto aan de aard van de onderneming, des te geringer wordt het belang om de bijrijdersstoel te gebruiken. Volgens de Hoge Raad was bij een hoogte van 2,6 meter en een lengte van ongeveer 6,5 meter de aanwezigheid of het gebruik van een tweede stoel in de cabine niet relevant. De bijtelling geldt ook niet voor bestelauto’s die door ernstige vervuiling en/of vanwege de stank niet geschikt zijn voor privégebruik. Dan wordt ook niet gekeken naar de rol van de bijrijdersstoel.

Mogelijk heeft ook u auto’s waarvoor een bijtelling op grond van deze documenten achterwege mag blijven. Bespreek dat met uw RB-adviseur.

Evaluatie 
fiscale ondernemers-
regelingen

Nederland kent verschillende fiscale regelingen om het ondernemerschap te stimuleren. In opdracht van het ministerie van Economische Zaken is onderzoek gedaan naar de effectiviteit en doelmatigheid van die regelingen.

Fiscale stimuleringsregelingen voor ondernemers zijn bijvoorbeeld de zelfstandigenaftrek, de kleinschaligheidsinvesteringsaftrek (KIA), de startersaftrek, de willekeurige afschrijving starters, de fiscale oudedagsreserve (FOR) en de mkb-winstvrijstelling. Uit het onderzoek volgt dat Nederland relatief veel ondernemers heeft. Een groot deel bestaat uit zzp’ers of kleine bedrijven met minder dan 10 werknemers. Relatief weinig bedrijven groeien door of zijn aan te merken als snel groeiende, innovatieve bedrijven. Met de fiscale regelingen was in 2015 een budgettair belang van meer dan € 3,5 miljard gemoeid. De zelfstandigenaftrek, de mkb-winstvrijstelling en de KIA hadden daarin veruit het grootste aandeel. Het bleek niet mogelijk te zijn om een harde effectmeting te doen en het oordeel over de doelmatigheid van de regelingen is vooral kwalitatief van aard. Het kabinet heeft niet inhoudelijk gereageerd op het rapport, omdat er een demissionair kabinet is.

Conserverende aanslag bij Emigratie

Een emigratie heeft in veel gevallen ook fiscale gevolgen. Bij emigratie legt Nederland een zogenoemde conserverende aanslag op voor opgebouwde pensioenen en lijfrenten. Maar volgens de Hoge Raad mag dat niet altijd.

Gaat u emigreren, dan kan de Belastingdienst een conserverende aanslag opleggen voor de pensioen- en lijfrenten die u heeft opgebouwd. Voor deze aanslag kunt u tien jaar uitstel van betaling krijgen. Komt uw pensioen of lijfrente binnen die termijn regulier tot uitkering, dan wordt de conserverende aanslag kwijtgescholden. Koopt u bijvoorbeeld binnen de tienjaarstermijn uw pensioen of lijfrente af, dan wordt het bedrag van de conserverende aanslag ingevorderd.

Als alleen de nieuwe woonstaat belasting mag heffen over uw pensioen- en lijfrente-uitkeringen, moet Nederland daar volgens de Hoge Raad bij emigratie rekening mee houden. Voor lijfrenten mag Nederland dan alleen een conserverende aanslag opleggen voor de premies die hiervoor zijn betaald in de periode tussen 
1 januari 1992 en 1 januari 2001 en na 15 juli 2009. Voor pensioenen mag Nederland dan alleen de aanspraken en bijdragen in aanmerking nemen van na 15 juli 2009. Een emigratie kan grote fiscale gevolgen hebben. Raadpleeg daarom voorafgaand aan uw emigratie altijd een RB-adviseur die hierin is gespecialiseerd.

Neemt u voor meer informatie
contact op met uw RB-adviseur

Kort nieuws

in een snelle scan op de hoogte

Nog even kostenaftrek scholing en monumenten
Het ministerie van OCW wilde per 1 januari 2018 af van de aftrek van scholingskosten. De afschaffing wordt echter uitgesteld tot 2019. Ook de geplande beëindiging van de aftrek van kosten voor monumentenpanden wordt uitgesteld tot 2019. In de tussentijd wordt gewerkt aan vervangende subsidieregelingen.

Doe uw aangifte verhuurderheffing 2017 op tijd
Bezit u meer dan 10 huurwoningen? Dan heeft u misschien te maken met de verhuurderheffing en moet u uiterlijk 30 september 2017 aangifte verhuurderheffing 2017 doen. Het eventueel verschuldigde bedrag moet u ook uiterlijk 30 september 2017 betalen.

EIA 2017 achteraf verlaagd
De energie-investerings-aftrek (EIA) was sinds dit jaar 57,5% Dit percentage is onlangs achteraf per 
1 januari 2017 verlaagd naar 55. Deze verlaging was al voorzien en is ingevoerd om het openstellen van de innovatiebox voor gewasbeschermingsmiddelen
te financieren.

Hogere WOZ vóór 1 oktober 2015 mogelijk
Bent u het niet eens met uw WOZ-waarde? Maak dan gerust bezwaar. Dat kan sinds 1 oktober 2015 ook als u een hogere WOZ-waarde wilt (bijvoorbeeld om een hogere 
financiering te krijgen). Volgens de advocaat-
generaal bij de Hoge Raad is dit ook mogelijk voor 
lopende procedures die zien op waarden van jaren vóór 1 oktober 2015.

UBO-register 
nog niet ingevoerd
Nederland moest per 
26 juni 2017 een UBO-
register invoeren. Duidelijk is dat dit niet is gebeurd. Waarschijnlijk komt er in de tweede helft van 2017 een wetsvoorstel voor het UBO-register. Mogelijk wordt daarin aangegeven dat de nieuwe regels vanaf 2018 gelden.
Uw oom is niet 
uw vader
Krijgt u een erfenis? Afhankelijk van de verwantschap valt u in een hogere tariefgroep en betaalt u meer erfbelasting. Volgens Gerechtshof ’s-Hertogenbosch zijn erfenissen van een oom en van een 
vader niet hetzelfde. 
Het onderscheid tussen de tariefgroepen is daarom houdbaar en niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Vrijwilligers-vergoeding soms belast
Krijgt u een vrijwilligersvergoeding? Deze is niet belast voor de loon- en inkomstenbelasting als deze maximaal € 150 per maand en € 1.500 per kalenderjaar is. Is de vergoeding hoger dan 
€ 1.500, dan geldt de vrijwilligersregeling volgens Rechtbank Zeeland-West Brabant helemaal niet en is de hele vergoeding belast

Innovatiebox 
goedgekeurd
Is de innovatiebox in internationaal verband wel houdbaar? Die vraag komt regelmatig op. Goed nieuws: onlangs heeft de Europese Gedragscodegroep de innovatiebox goedgekeurd. De EU zal daarom niet stellen dat de huidige regels schadelijke belastingconcurrentie opleveren. Het blijft wél onzeker of de innovatiebox staatssteun inhoudt.

Aanpassing 30%-regeling?
De 30%-regeling is geëvalueerd. De regeling is doeltreffend en doelmatig, dus de onderzoekers hebben aanbevelingen gedaan voor kleinere aanpassingen. Zo kan de looptijd worden verkort en in plaats van de huidige kilometergrens een set landen worden vastgesteld. Waarschijnlijk dus geen grote veranderingen op korte termijn.