Skip to content

Nieuwsbrief 01 2019

Fiscaal Actueel

Uitgave van het Register Belastingadviseurs
Klantennieuwsbrief met actuele en praktische artikelen, speciaal voor klanten van leden van het RB.

Klik hier voor de originele nieuwsbrief.

Geld lenen van de bv kost geld!

Kort na Prinsjesdag 2018 werd een wetsvoorstel aangekondigd waarmee de wetgever het op grote schaal lenen bij de eigen bv door de dga wil tegengaan.


Veel dga’s staan stevig rood bij de eigen bv. Soms omdat men bij de bv de eigen woning heeft gefinancierd, soms omdat men geleend heeft om te beleggen, soms eenvoudigweg ook om van te leven. Dat grootschalige lenen is de fiscus een doorn in het oog. In samenhang met het Belastingplan 2019 werd daarom alvast een wetsvoorstel aangekondigd waarmee het excessief lenen bij de eigen bv zal worden tegengegaan. Nadat duidelijk werd dat de dividendbelasting toch niet zal worden afgeschaft, werd dit aangekondigde wetsvoorstel wat versoepeld. Maar in grote lijnen staat het (medio februari 2019 nog steeds niet gepubliceerde) wetsvoorstel nog recht overeind.


In de plannen zal de dga die bij zijn eigen bv een lening heeft van meer dan € 500.000, te maken gaan krijgen met een fictieve dividenduitkering. Voor zover de lening hoger is dan dit bedrag zal de lening aangemerkt worden als een dividend, met alle fiscale gevolgen van dien. De lening die de dga heeft opgenomen voor de eigen woning zal hierbij niet meetellen. Daarvoor gelden uiteraard wel de gebruikelijke voorwaarden als men aanspraak wil kunnen maken op de aftrek van de betaalde rente.


Het wetsvoorstel zal pas in 2022 in werking treden. Men heeft dus nog enkele jaren de tijd om een roodstand in rekening-courant (of andere leningen) op orde te brengen. Daarbij kan men denken aan aflossen, herfinancieren of het overdragen van vermogen aan de bv. Een schuld kan natuurlijk ook worden weggewerkt door het uitkeren van dividend. Het zou dan verstandig kunnen zijn om dat nog in 2019 te doen, omdat het aanmerkelijk belang tarief vanaf volgend jaar hoger zal zijn dan de huidige 25%.

 

Geen strijd met eigendomsrecht bij vermogensrendementsheffing

In de massaal bezwaarprocedures tegen de vermogensrendementsheffing van box 3 in de jaren 2013 en 2014 heeft de Advocaat-Generaal (A-G) aan de Hoge Raad geadviseerd. Het resultaat? De Belastingdienst heeft nu veruit de beste kaarten. 

 

Tegen de aanslagen inkomstenbelasting 2013 en 2014 is door veel belastingplichtigen bezwaar gemaakt. Dit is mede naar aanleiding van oproepen daartoe van de Bond voor 
Belastingbetalers. Volgens hen is het forfaitaire rendement in box 3 in die jaren (4%), niet haalbaar met beleggingen met weinig risico. Dat zou leiden tot een inbreuk op het eigendomsrecht van het Europees verdrag voor de Rechten van de mens.


De A-G heeft inmiddels haar advies gegeven in de proefprocedures die in het kader van het massaal bezwaar zijn gevoerd. Volgens haar moet worden gekeken naar de gemiddelde rendementen over de gehele box 3-linie (ook op bijvoorbeeld aandelen) en dus niet alleen naar de behaalde rendementen op lage en/of risicoloze beleggingen. Daarnaast vindt zij dat de wetgever een eventueel rechtsherstel moet bieden en niet de Hoge Raad.


Het is afwachten wat de Hoge Raad met het advies van de A-G zal doen. Zo’n advies wordt namelijk niet altijd gevolgd, maar dat de Belastingdienst ruimschoots op voorsprong staat is wel duidelijk.


Het standpunt van de A-G voor de jaren 2013 en 2014 is ook geen goed teken voor de in 2018 gestarte massaal bezwaarprocedures voor 2017. Sinds 2017 wordt immers in de vermogensrendementsheffing al meer rekening gehouden met de lagere rentestand.

Geen discriminatie door verlaging bijtelling auto

Sinds 1 januari 2017 geldt voor privégebruik van de auto van de zaak een algemeen bijtellingspercentage van 22%. Voor auto’s die vóór 1 januari 2017 op kenteken zijn gezet, is echter bepaald dat het oude bijtellingspercentage van 25% ook na 2017 blijft gelden. Volgens een aantal belastingplichtigen en hun adviseurs was er sprake van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen en daarom van een verboden discriminatie. De Hoge Raad heeft nu beslist dat het gemaakte onderscheid ‘niet evident van redelijke grond is ontbloot’ en dus is toegestaan. Heeft u dus een auto van de zaak van vóór 1 januari 2017? Dan moet u ook na die datum blijven uitgaan van het algemene bijtellingspercentage van 25%.

Voorkom belastingrente

Doet u uw aangifte inkomstenbelasting 2018 na 1 mei 2019? Of doet u uw aangifte vennootschapsbelasting 2018 na 1 april 2019? En verwacht u een te betalen bedrag? Dan kunt u belastingrente daarover voorkomen of beperken door vóór 1 mei een voorlopige aanslag of een nadere voorlopige aanslag aan te vragen.

U moet belastingrente betalen als een (voorlopige) aanslag te laat wordt opgelegd. In 2019 bedraagt die rente 4% voor aanslagen inkomstenbelasting en zelfs 8% voor aanslagen vennootschapsbelasting.


Wordt uw aangifte inkomstenbelasting vóór 1 mei of uw aangifte vennootschapsbelasting vóór 1 april gedaan 
en wordt de aanslag opgelegd conform die aangifte? Dan hoeft u geen belastingrente te betalen, ongeacht wanneer die aanslag wordt opgelegd.

Wordt de aangifte later gedaan en wordt de aanslag opgelegd na juli? Dan moet u belastingrente betalen over de periode van 1 juli tot en met de laatste dag van de betalingstermijn van de aanslag. Is de aanslag gelijk aan de aangifte? Dan eindigt de rentetermijn uiterlijk 19 weken na het indienen van de aangifte.


Wordt nog vóór 1 mei een verzoek om een voorlopige aanslag of een nadere voorlopige aanslag gedaan en leidt dat tot een voorlopige aanslag die gelijk is aan het verzoek? Dan hoeft u in het geheel geen belastingrente te betalen.

 

Landbouwnormen en waardering verpachte gronden

Eind 2018 en begin 2019 heeft de Belastingdienst de Landelijke Landbouwnormen 2018 gepubliceerd. Daarin vindt u de normen voor de meest gangbare kostenposten en voor bepaalde bedrijfsmiddelen en voorraden voor agrarische bedrijven.

 

De normen moeten worden gebruikt voor de bepaling van de winst in de aangiften inkomstenbelasting en vennootschapsbelasting. Er mag van de normen afgeweken worden, maar daarvoor moet dan wel een goede reden zijn. U moet het afwijken ook in uw aangifte melden, bij de daarvoor bestemde ja/nee vraag. Andere ondernemers of particulieren mogen deze normen niet in hun aangifte gebruiken.

 

Verder is begin 2019 de waardering van verpachte gronden in box 3 voor de aangifte inkomstenbelasting 2018 door de Belastingdienst bekend gemaakt. Deze waardering geldt voor grasland en bouwland. Met behulp van twee tabellen kunt u de waarde van de gronden berekenen. Van belang is dat de waardering in vergelijking met eerdere jaren hoger uitpakt omdat de waardedruk van een pachtovereenkomst door de fiscus lager is ingeschat. Van deze waardering mag overigens afgeweken worden, maar dit moet wel onderbouwd kunnen worden.

Privé geleasete auto van de zaak?

In Het Financieel Dagblad verscheen op 13 december 2018 een artikel over een fiscale regeling waardoor werknemers goedkoop een elektrische auto kunnen rijden. Hoe zit dat eigenlijk?


Het idee is dat de werknemer zelf een elektrische auto least. Hij spreekt met zijn werkgever af dat de werkgever de leasekosten aan hem vergoedt en hij in ruil eenzelfde bedrag aan brutoloon inlevert. De regeling kost de werkgever dus niks extra’s.


Een voorbeeld

Stel, een werknemer heeft een bruto maandsalaris van € 3.600. Hij leaset voor € 600 per maand een elektrische auto met een cataloguswaarde van 
€ 40.000. De werkgever vergoedt de leasekosten, en het brutoloon wordt met € 600 verlaagd naar € 3.000. Wat schiet de werknemer daarmee op?


Het voordeel

Als de werkgever alle kosten van de elektrische auto vergoedt, is sprake van een auto van de zaak. Ook als het leasecontract op naam van de werknemer staat. In plaats van een brutoloon van € 600 krijgt de werknemer daarom een bijtelling 4% over de cataloguswaarde, ofwel € 133 per maand. Dat betekent dat per saldo over een bedrag van € 467 geen belasting is verschuldigd. Bij een tarief van 38,1% is dat een maandelijks netto voordeel van € 177.


Mogelijk levert de verlaging van het brutoloon ook nog recht op een hogere toeslag op. Maar let op! De verlaging van het brutosalaris kan ook tot gevolg hebben dat de werknemer minder pensioen opbouwt en minder recht heeft op WW en WIA.


Ieder nadeel heeft zijn voordeel

Heeft u werknemers in dienst die tot 125% van het minimumloon verdienen? Dan heeft u mogelijk recht op het lage-inkomensvoordeel.


De hoogte van dit voordeel is afhankelijk van het uurloon van uw werknemer. Onder omstandigheden kan het voordelig zijn om uw werknemer in plaats van loon een vergoeding of verstrekking te geven. Hoe dat werkt?

 

Lage-inkomensvoordeel

U heeft recht op het lage-inkomensvoordeel voor werknemers die aan de volgende voorwaarden voldoen.

–   Minimaal 22 jaar oud en niet ouder dan 66 jaar en 4 maanden;

–   Een uurloon van minimaal € 10,05 en maximaal € 12,58;

–   Verzekerd voor de werknemersverzekeringen;

–   Minimaal 1.248 verloonde uren per kalenderjaar.

Het lage-inkomensvoordeel bedraagt maximaal € 2.000 per jaar. Het uurloon berekent u door het fiscale bruto jaarloon te delen door het totaal aantal verloonde uren. Het kan zijn dat het uurloon van uw werknemer dan net te hoog is voor het lage-inkomensvoordeel. Wat kunt u daaraan doen?


Aanwijzing als eindheffingsloon

U kunt een gedeelte van het brutoloon betalen in de vorm van een vergoeding. Die vergoeding wijst u aan als eindheffingsloon. Is het eindheffingsloon hoger dan uw vrije ruimte, dan betaalt u daar 80% loonbelasting over. Dat lijkt nadelig, maar daar staat tegenover dat het fiscale bruto jaarloon van uw werknemer daalt, waardoor u misschien in aanmerking komt voor het lage-inkomensvoordeel.

 

Vanaf 2020 hogere onbelaste vergoedingen WKR

Werkgevers kunnen vanaf 2020 tot € 2.000 hogere onbelaste vergoedingen geven aan hun werknemers. De ministerraad heeft namelijk besloten om de werk-kostenregeling (WKR), waarmee u uw werknemers bijvoorbeeld een kerstpakket of een bedrijfsuitje kunt geven, te verruimen. In 2019 mag u nog tot 1,2% van het totale fiscale loon van alle medewerkers samen onbelast vergoeden of verstrekken. Dit is de vrije ruimte. Het genoemde percentage wordt per 1 januari 2020 verhoogd naar 1,7% voor de eerste € 400.000 van het totale fiscale loon. Wat betekent dit precies? Bij een loonsom tot € 400.000 kunt u € 6.800 (1,7%) onbelast beschikbaar stellen in plaats van 
€ 4.800 (1,2%). Voor het bedrag boven € 400.000 blijft het percentage van 1,2% gelden.

Let op termijnen bij inbreng onderneming in bv

Als u uw onderneming wilt overdragen aan een door u op te richten besloten vennootschap (bv), dan moet u dat tijdig doen. De datum van 31 maart a.s. kan in sommige gevallen van belang zijn.


De overdracht van een onderneming kan geruisloos plaatsvinden. Dan hoeft u nog geen belasting te betalen over de in de onderneming aanwezige meerwaarde in bijvoorbeeld panden of goodwill. Vaak is hiervoor al vóór 1 oktober van het vorig jaar een intentieovereenkomst opgesteld en geregistreerd bij de Belastingdienst. Dan kan de winst van de onderneming nog met terugwerkende kracht tot 1 januari 2018 worden toegerekend aan de nog op te richten bv. De bv moet dan wel uiterlijk 31 maart 2019 zijn opgericht.


Ook als de onderneming met belastingheffing wordt overgedragen aan een nieuwe bv, is de datum van 31 maart 2019 van belang. Als er 
uiterlijk voor deze datum een intentieovereenkomst wordt opgesteld en geregistreerd bij de Belastingdienst, dan kan de winst van de onderneming nog met terugwerkende kracht tot 1 januari 2019 aan de nog op te richten bv worden toegerekend. De feitelijke oprichting van de bv bij de notaris kan dan later (uiterlijk 30 september 2019) plaatsvinden.

Kortere termijn voor btw-teruggaaf op zonnepanelen

Er worden steeds meer zonnepanelen geplaatst. Veel particulieren worden over de streep getrokken met het voordeel dat zij de btw op de aangeschafte zonnepanelen bij de Belastingdienst kunnen terugvragen. De termijn waarbinnen deze teruggevraagd moet worden is met ingang van 2019 verkort tot zes maanden na de aanschaf.


De termijn waarbinnen de btw op zonnepanelen moet worden teruggevraagd heeft de afgelopen jaren nogal wat discussie opgeleverd. Sinds een uitspraak van het Europese Hof van Justitie van 20 juni 2013 kon de btw teruggevraagd worden. Volgens de staatssecretaris kon dat echter alleen als zonnepanelen na deze datum waren aangeschaft en het verzoek om teruggave binnen vijf jaar na de aanschaf werd gedaan. Vervolgens besliste de Hoge Raad op 15 december 2017 dat een verzoek om teruggave niet aan tijd was gebonden. Daardoor konden particulieren die een aanschaf hadden gedaan voor 20 juni 2013 toch nog de btw terugvragen. Dat is dan ook nog massaal gebeurd in 2018. Daarmee is voor alle oude situaties verzekerd dat de btw terugkomt.


De termijn voor het terugvragen van omzetbelasting is nu alsnog verkort tot zes maanden. Daarom moet een particulier met ingang van 1 januari 2019 binnen zes maanden de Belastingdienst berichten dat hij zonnepanelen heeft aangeschaft en dat hij de betaalde btw wil terugkrijgen. Gelukkig zullen de meeste installatiebedrijven de particulieren hierbij behulpzaam zijn.

Btw-percentage in regeling personeelsmaaltijden aangepast

Per 1 januari 2019 heeft het Kabinet het verlaagde btw-tarief verhoogd van zes naar negen procent. Deze maatregel heeft ook gevolgen voor ondernemers die aan hun werknemers eten en drinken verkopen tegen een gereduceerde prijs. Wettelijk is bepaald dat dit kostenvoordeel niet meer mag zijn dan € 227 per werknemer per jaar. U moet één keer per boekjaar berekenen of u hieraan voldoet. Is dat niet het geval is, dan moet u dat in uw btw-aangifte corrigeren. Ook hierbij geldt dat er gerekend moet worden met negen in plaats van zes procent. Dat percentage was per ongeluk nog niet in de regelgeving aangepast. Met terug­werkende kracht naar 1 januari 2019 is dit nu alsnog gebeurd.

 

Forse aanslag mogelijk bij doorwerken na pensionering

Veel mensen willen als zij met pensioen gaan nog (beperkt) blijven doorwerken. Soms een vrije keuze, soms noodgedwongen. Soms kan doorwerken echter een zeer vervelend gevolg krijgen, omdat daardoor in één keer over het hele opgebouwde pensioen belasting moet worden betaald.


Een werknemer die pensioen heeft opgebouwd mag in alle gevallen waarbij het pensioen op de normale afgesproken leeftijd ingaat zonder gevolgen blijven doorwerken. Het maakt daarbij niet uit op welke leeftijd dit pensioen volgens afspraak ingaat. Dat kan dus ook al op 62-jarige leeftijd zijn. Er zijn ook geen gevolgen voor de werknemer die zijn pensioenleeftijd vervroegt, mits daardoor het pensioen niet eerder ingaat 
dan vijf jaar vóór de AOW-leeftijd. Het vervroegen van de pensioenleeftijd van bijvoorbeeld 67 naar 65 jaar is dus 
mogelijk, ook al wordt er doorgewerkt.


Wordt echter de oorspronkelijke pensioeningangsdatum vervroegd naar meer dan 5 jaar voor de AOW-leeftijd, dan moeten ook de werkzaamheden naar evenredigheid worden stopgezet. Wordt het pensioen bijvoorbeeld volledig vervroegd naar 60 jaar, dan mogen geen activiteiten ontplooid worden na de vervroeging tot 60 jaar. Blijft de werknemer dan toch één of meerdere dagen werken, dan moet hij ineens over de hele waarde van het pensioen belasting betalen. Met een forse belastingaanslag tot gevolg.

 

Pensioen voor zelfstandigen

Iedere inwoner van Nederland bouwt AOW-rechten op. De AOW bedraagt € 835 per maand (2019). Dat houdt niet over. Het overgrote deel van de werknemers bouwt daarom via zijn werkgever ook pensioen op. Op die wijze sparen zij voor hun oude dag. Bent u zelfstandige, dan moet u zelf voor uw pensioen zorgen. Hoe doet u dat?

 

Sparen

U kunt pensioen opbouwen door geld apart te zetten op een spaarrekening. Is het gespaarde saldo hoger dan

€ 30.360 (2019), dan betaalt u over het meerdere inkomstenbelasting. U betaalt dan al belasting voordat u het geld kunt gebruiken voor uw oude dag. Kan dat anders?

 

Lijfrente

Als zelfstandige kunt u voor uw oude dag sparen door een lijfrentepremie te betalen aan een bank of verzekeraar. Deze premie is nu aftrekbaar van uw winst. U bent pas belasting verschuldigd als de lijfrente tot uitkering komt. Tot die tijd betaalt u ook geen belasting over de waarde van uw lijfrente. Op deze wijze betaalt u nu minder belasting over uw winst en geen belasting over de waarde van uw spaargeld. Kunt u het geld nog niet missen? Dan biedt de oudedagsreserve mogelijk een uitkomst.

Brexit en btw; vraag tijdig een vergunning aan

De Brexitdeal is weliswaar in januari afgeschoten, maar dat betekent zeker nog niet dat de Brexit zelf ook van de baan is. Op dit moment (medio februari 2019) is nog alles mogelijk. Misschien hebben de Britten op het moment dat Fiscaal Actueel bij u in de bus ligt al gevraagd om een verschuiving van de Brexitdatum van 29 maart 2019.

 

Met het oog op de naderende Brexit heeft de Belastingdienst ondernemers die regelmatig goederen afnemen vanuit het Verenigd Koninkrijk (VK) in een brief gewezen op de mogelijkheid om een zogenaamde artikel 23-vergunning aan te vragen. Zodra het VK zich terugtrekt uit de Europese Unie (EU) moeten ondernemers aangifte doen en btw betalen bij de douane bij iedere keer dat zij goederen vanuit het VK invoeren. Met een artikel 23-vergunning hoeft u geen btw meer te betalen bij de douane, maar kunt u de btw over de invoer verwerken in uw reguliere btw-aangifte.

 

De Belastingdienst heeft bij de brief ook een aanvraagformulier voor de vergunning gevoegd. De Belastingdienst merkte daarbij op dat een ondernemer (bij een Brexit per
29 maart 2019) in ieder geval tijdig een reactie van de Belastingdienst zou ontvangen als het aanvraagformulier nog vóór 1 februari zou worden ingezonden.

 

Kort nieuws

in een snelle scan op de hoogte

 

Meldplicht bij fiscale grensoverschrijdende constructies

Vanaf 1 juli 2020 moeten in ieder geval belastingadviseurs en accountants, maar soms ook hun klanten, potentieel agressieve grensoverschrijdende fiscale planningsconstructies melden. De meldplicht ziet op constructies die vanaf 25 juni 2018 zijn geïmplementeerd. De regels worden op dit moment nog uitgewerkt in de Nederlandse wetgeving.


Milieulijst en Energielijst 2019

Investeert u in bedrijfsmiddelen die op de Milieulijst en/of Energielijst 2019 staan? Dan levert u niet alleen een goede bijdrage aan het klimaat. Het kan u ook nog een mooi belastingvoordeel opleveren. Wilt u in 2019 dus milieuvriendelijke of energiebesparende bedrijfsmiddelen aanschaffen? Raadpleeg dan de Milieulijst 2019 en/of de Energielijst 2019.


Niet automatisch LH-nummer voor nieuwe bv’s

Bv’s die na 1 april 2018 zijn opgericht, ontvingen automatisch een loonheffingennummer (LH-nummer). Vanaf 2019 geldt deze werkwijze niet meer. Bv’s die zijn opgericht vanaf 1 januari 2019 moeten weer zelf een LH-nummer aanvragen met het formulier Melding Loonheffingen Aanmelding Werkgever.


Onbelaste vrijwilligersvergoeding omhoog

De onbelaste vrijwilligersvergoeding is met ingang van 2019 verhoogd met € 200 op jaarbasis. Daardoor kunnen vrijwilligers voortaan een maximale onbelaste vergoeding krijgen van € 170 per maand en € 1.700 per kalenderjaar.

 

Nieuw btw-nummer voor eenmanszaken

Heeft u een eenmanszaak? Dan krijgt u nog vóór 1 januari 2020 een nieuw btw-identificatienummer. Daarmee voldoet de Belastingdienst aan de eis van de Autoriteit Persoonsgegevens om te komen met een alternatief voor het huidige nummer dat het burgerservicenummer (BSN) bevat. Houdt u er rekening mee dat u het btw-nummer op uw facturen, website, briefpapier e.d. moet wijzigen.

 

Maximale aftrek hypotheekrente daalt verder

Heeft u aftrek van eigenwoningrente en valt uw inkomen (deels) in de hoogste belastingschijf? Dan krijgt u in 2019 minder aftrek voor uw eigen woning. Het maximale tarief van de aftrek daalt ieder jaar. In 2019 is het tarief in de vierde schijf 51,75%, maar het aangepaste tarief voor de aftrek eigen woning is ´slechts´ 49%. De komende jaren daalt het aftrekpercentage nog sneller.


Structurele vrijstelling pleegvergoedingen

U hoefde op grond van een tijdelijke regeling geen inkomstenbelasting meer te betalen over pleegvergoedingen die u ontving. Goed nieuws: die tijdelijke regeling is per 1 januari 2019 omgezet in een structurele regeling. Dit wordt dus een blijvend fiscaal voordeel voor u.

 

Fiscaal overgangsrecht bij een no-deal-Brexit

Het Ministerie van Financiën wil een fiscaal overgangsrecht voor burgers en bedrijven invoeren bij een no-deal-Brexit, zodat tot eind 2019 wordt gedaan alsof het Verenigd Koninkrijk tot de EU behoort. Door de no-deal-Brexit kunnen bijvoorbeeld burgers die in het Verenigd Koninkrijk wonen en in Nederland werken het recht op de hypotheekrenteaftrek verliezen. Dat wordt voor 2019 dan voorkomen.

 

AOW-leeftijd verder verhoogd

De AOW-gerechtigde leeftijd wordt in stapjes verhoogd. Per 1 januari is deze omhoog gegaan van 66 jaar naar 66 jaar en 4 maanden. De pensioenrichtleeftijd blijft in 2019 gelijk aan 2018, namelijk 68 jaar. De verhoging van de AOW- en pensioenrichtleeftijd is nodig omdat de gemiddelde levensverwachting van de Nederlandse bevolking stijgt.